Gij zult bij uw uitrusting een schopje hebben, Deut. 23:13
Bij het lezen van de Bijbel moeten we ons altijd realiseren, dat niets in Gods Woord zo maar is opgeschreven. De schrijvers zijn geïnspireerd door Gods Geest (2 Petr.1:21) en alles is geschreven tot een voorbeeld (1 Cor. 10:11 ) en tot onderricht (Rom. 15:4). Waar we ook aan moeten denken, zeker als we de eerste 5 boeken van Mozes lezen, is dat over Christus in de wet van Mozes is geschreven, Lukas 24:44.
In Deut. 23:12/14 krijgen de Israëlieten het gebod dat ze een schopje bij zich moeten dragen. Dit schopje was bedoeld om hun uitwerpselen te begraven op een plaats buiten de legerplaats. Waarom moesten ze dit doen? Omdat de Here, hun heilige God in hun legerplaats “wandelde”. Het woord dat vertaald is met wandelen kan ook betekenen meegaan of optrekken. Het hield dus in dat de Heer met hen was, Hij beschermde hen tegen hun vijanden. Omdat Hij heilig is moest hun legerplaats ook heilig of rein zijn. Daarom moesten ze hun uitwerpselen buiten de legerplaats op een plek begraven en vervolgens bedekken.
Dit gedeelte betreft natuurlijk in eerste instantie voorschriften mbt de hygiëne, maar we kunnen dit ook toepassen op onze gemeente, ons gezin of. Hij wil dat wij, net als de Israëlieten, beseffen dat Hij heilig is, “Weest heilig, want Ik ben heilig”. Zijn heiligheid gold toen en geldt nu nog precies zo, want Hij is altijd dezelfde, Hebr. 13:8. Ook onze legerplaats, onze gemeente, ons gezin of ons leven hoort rein te zijn, anders kan Hij niet met ons optrekken.
We zijn er echter niet met alleen het besef dat Hij heilig is. De Israëlieten hadden een schepje bij hun uitrusting, ze moesten buiten hun legerplaats een gat graven en hun uitwerpselen daarin deponeren. Wij hoeven geen gat te graven, maar we moeten wel datgene wat ons leven, ons gezin of onze gemeente vervuilt wegdoen, want een heilig God en onreinheid of zonden gaan nooit samen. Wij kunnen dit doen door onze zonden heel concreet te belijden aan God. 1Joh. 1:9 “Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid”. Dit is een van de belangrijkste zaken in het leven met God, zonde blokkeert altijd onze gemeenschap met Hem.
De uitwerpselen moesten door de Israëlieten naar een plek buiten hun legerplaats worden gebracht. Daar moest een gat worden gegraven, de uitwerpselen moesten daar met het schepje in worden gedeponeerd en vervolgens moest het gat worden dichtgegooid. Ik stel me zo voor, dat als de Israëliet de volgende dag weer in de buurt van die plek kwam, hij niet meer kon zien waar hij zijn uitwerpselen had begraven, de omgewoelde grond had door de warmte van de zon dezelfde kleur gekregen als de grond er om heen.
Dit bevat ook een geestelijke les voor ons. Wij moeten onze zonden zo concreet mogelijk belijden en vervolgens ook nalaten, het moet niet meer zichtbaar zijn, dus verdwenen zijn. Spreuken 28:13 zegt: ”Wie zijn overtredingen bedekt, zal niet voorspoedig zijn; maar wie ze belijdt en nalaat, die vindt ontferming”. Het komt niet van pas zonden te belijden en vervolgens dezelfde zonden te doen, je kunt je dan afvragen of er werkelijk berouw over de zonden is geweest.
Bovendien mogen we weten, dat als we onze zonden hebben beleden, God ze volkomen vergeeft, ze zijn voor Hem weg, verdwenen. Psalm 103:12 “Zover het oosten is van het westen, zover doet Hij onze overtredingen van ons”. Wíj moeten onze beleden zonden nalaten, Híj vergeeft onze zonden volkomen, op grond van het offer van de Here Jezus.
De Israëlieten hadden een plaats, waar ze terecht konden met hun uitwerpselen, deze plaats was buiten de legerplaats. Ze wisten waar ze naar toe moesten met hun uitwerpselen en ze wisten wat ze er mee moesten doen. Voor ons geldt ook dat er een plaats is, een plaats buiten de legerplaats. Dit is niet een fysieke plaats, dit spreekt voor ons van het kruis van Golgotha. Wij worden opgeroepen tot Hem uit te gaan om onze zonden te belijden. Hij heeft buiten de poort, buiten de legerplaats geleden. Hebr. 13:12 “Daarom heeft ook Jezus, ten einde zijn volk door zijn eigen bloed te heiligen, buiten de poort geleden”. “Laten wij daarom tot Hem uitgaan buiten de legerplaats”, Hebr. 13:13.
Als de Israëlieten deden wat de Here hun had opgedragen dan gold voor hen de belofte dat Hij hen zou “redden” (NBG vert), “verlossen” (Statenvert), “beschermen” (Het Boek). Samengevat, Hij zou met hen zijn. Voor ons geldt dezelfde belofte van Zijn nabijheid, bescherming en verlossing. En dit geldt in alle situaties van ons leven. God wil ons leven en overvloed geven, maar Hij kan dit alleen geven als we rein zijn, als er geen (onbeleden) zonden zijn. Jozef (de zoon van Jacob) zei “hoe zou ik dan dit grote kwaad doen en zondigen tegen God?” en hij vluchtte voor de vrouw van Potifar. Jozef werd vanwege zijn gehoorzaamheid en zijn reinheid in het leven op een geweldige wijze door God gebruikt en gezegend. Dat ook u en ik steeds meer zullen gaan lijken op Jozef en op de meerdere van Jozef, Christus Zelf!