'houd steeds in gedachten, wat de Here, uw God, aan Farao en geheel Egypte gedaan heeft' (Deut7:17) en 'vergetende hetgeen achter mij ligt' (Fill. 3:14).
Het jaar 2004 is voorbij en 2005 is alweer begonnen. Rond de jaarwisseling maken we vaak de balans op van het afgelopen jaar op en bedenken we goede voornemens voor het nieuwe jaar. We denken terug aan wat er het afgelopen jaar heeft plaatsgevonden. Er waren droevige gebeurtenissen, misschien zijn er familieleden of broeders en zusters ontslapen of er waren problemen op het werk, zorgen in het gezin de familie of vriendenkring. Er zijn natuurlijk ook fijne gebeurtenissen geweest: nieuwe wereldburgers zijn geboren, bruiloften en doopdiensten hebben plaatsgevonden, studies zijn afgerond, mensen hebben een bewuste keuze gemaakt voor de Here Jezus etc. Er is weer veel gebeurd in het afgelopen jaar in onze naaste omgeving. Daarnaast hebben er in ons eigen land en daarbuiten ook ingrijpende gebeurtenissen plaatsgevonden, zowel positief als negatief.
De bovengenoemde teksten lijken in eerste instantie elkaar tegen te spreken, maar als we ze in hun context en volledig lezen blijkt dat ze elkaar aanvullen. De tekst uit Deut. 7:17 kunnen we betrekken op onze situatie aan het begin van het nieuwe jaar: Het volk Isra'l had in de achterliggende periode veel meegemaakt. Er waren behalve de zegeningen ook de nodige problemen geweest die ze 'f zelf veroorzaakt hadden door hun ongeloof 'f waar ze mee moesten leren omgaan. Ze waren verlost uit Egypte, hadden beproevingen (o.a. de lastige aanvallen op hun zwakke plekken van Amalek) meegemaakt maar ook tekenen en wonderen gezien, zoals de kwakkels, het manna, het bittere water dat zoet werd etc. Kortom er was voor- en tegenspoed geweest. Dan lezen we in Deuterononomium 7:17 'houd steeds in gedachten, wat de Here, uw God, aan Farao en geheel Egypte gedaan heeft'. Als wij terugkijken naar 2004 dan is het goed om met name te letten op die dingen die de Here in ons (gemeente)leven gedaan heeft. Wij zijn ook door de Here verlost uit ons Egypte (beeld van de wereld) toen we ons bekeerden. Daarna is de Here verder gegaan met ons op onze levensreis. Zijn eeuwige armen waren ook het afgelopen jaar voortdurend onder ons. Het is goed steeds in gedachten te houden wat Hij gedaan heeft in ons leven. Dit leert ons steeds meer op Hem te vertrouwen en het van Hem te verwachten.
In het nieuwe testament komen we de andere tekst tegen: 'maar een ding doe ik: vergetende hetgeen achter mij ligt' (Fill.3:14). De apostel Paulus heeft de balans van zijn leven opgemaakt en hij komt, althans zo lijkt het, tot een heel andere uitspraak dan Mozes in het o.t. De apostel wil alles wat gebeurd is het liefst maar zo snel mogelijk vergeten en achter zich laten. Paulus heeft het hier over alles wat te maken had met zijn leven, v''rdat hij de Here Jezus ontmoette op de weg naar Damascus, terwijl Mozes spreekt over de tijd dat God hen verloste uit Egypte en met hen op weg ging naar Kanaaan. Ook uit Fill.3:14 kunnen wij een les halen: we moeten nu we het nieuwe jaar ingaan alles achter ons laten wat we niet met de Here gedaan hebben. Laten we het maar snel vergeten en het beschouwen als 'schade' (Fill.3:8), omdat we in eigen kracht bezig zijn geweest. En dan moeten we ook doen wat Paulus in vers 10 schrijft: ons uitstrekken naar het kennen van Hem, de kracht van Zijn opstanding en de gemeenschap aan Zijn lijden. Want als we ons kruis opnemen en ons leven verliezen zullen wij, net als Christus, verworpen worden door de mensen om ons heen.
Als we het bovenstaande op deze wijze bekijken en de beide teksten vergelijken, dan vullen ze elkaar eigenlijk prachtig aan. We moeten telkens weer bedenken wat God in ons leven heeft gedaan, want dan beseffen we dat Hij er altijd is en voor ons zorgt. 'Tel uw zegeningen ''n voor ''n, tel ze alle en vergeet er geen en gij ziet Gods liefde dan door alles heen'. Doen we dit dan krijgen we het verlangen Hem beter te leren kennen.
Ik hoop dat 2005 een jaar mag zijn waarin we als gemeente zijn als de spaken en de as van een wiel. Naarmate de spaken (gelovigen) dichter bij de As (Christus) komen, komen ze ''k dichter bij elkaar. Ik verlang er naar dat we in het nieuwe jaar samen achter de Here Jezus aan mogen optrekken, in een gemeente waar echte liefde en zorg voor elkaar is, omdat we allemaal een warm hart hebben voor onze Heiland en Heer.
Deut 7: 6 Gij zult alle volken die de Here, uw God, u geven zal, verslinden; gij zult hen niet ontzien en hun goden niet dienen, want dat zou u tot een valstrik worden. 17 Wanneer gij bij uzelf zoudt zeggen: Deze volken zijn talrijker dan ik, hoe zou ik dan in staat zijn hen te verdrijven? 18 dan moet gij niet voor hen vrezen; houd steeds in gedachten, wat de Here, uw God, aan Farao en geheel Egypte gedaan heeft, 19 de grote beproevingen, die uw ogen gezien hebben, de tekenen en wonderen, de sterke hand en de uitgestrekte arm, waarmede de Here, uw God, u uitgeleid heeft; zo zal de Here, uw God, doen aan alle e.v.
Fill. 3 1 ' Overigens, mijn broeders, verblijdt u in de Here! Hetzelfde aan u te schrijven is voor mij niet verdrietig en voor u is het veilig. 2 Let op de honden, let op de slechte arbeiders, let op de versnijdenis! 3 Want wij zijn de besnijdenis, die door de Geest Gods Hem dienen, die in Christus Jezus roemen en niet op vlees vertrouwen. 4 ' Ofschoon ik voor mij wel reden zou hebben om ook op vlees vertrouwen te stellen. Indien een ander meent op vlees te kunnen vertrouwen, ik nog meer: 5 besneden ten achtsten dage, uit het volk Israel, van de stam Benjamin, (3-6a) een Hebreeer uit de Hebreeen, naar de wet een Farizeeer, 6 (3-6b) naar mijn ijver een vervolger van de gemeente, naar de gerechtigheid der wet onberispelijk. 7 Maar alles wat mij winst was, heb ik om Christus' wil schade geacht. 8 Voorzeker, ik acht zelfs alles schade, omdat de kennis van Christus Jezus, mijn Here, dat alles te boven gaat. Om zijnentwil heb ik dit alles prijsgegeven en houd het voor vuilnis, opdat ik Christus moge winnen, 9 ' en in Hem moge blijken niet een eigen gerechtigheid, uit de wet, te bezitten, maar de gerechtigheid door het geloof in Christus, welke uit God is op de grond van het geloof. 10 Dit alles om Hem te kennen en de kracht zijner opstanding en de gemeenschap aan zijn lijden, of ik, aan zijn dood gelijkvormig wordende, 11 zou mogen komen tot de opstanding uit de doden. 12 Niet, dat ik het reeds zou verkregen hebben of reeds volmaakt zou zijn, maar ik jaag ernaar, of ik het ook grijpen mocht, omdat ik ook door Christus Jezus gegrepen ben. 13 Broeders, ik voor mij acht niet, dat ik het reeds gegrepen heb, 14 maar een ding doe ik: vergetende hetgeen achter mij ligt en mij uitstrekkende naar hetgeen voor mij ligt, jaag ik naar het doel, om de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus. 15 ' Laten wij dan allen, die volmaakt zijn, aldus gezind zijn. En indien gij op enig punt anders gezind zijt, God zal u ook dat openbaren; 16 maar hetgeen wij bereikt hebben, in dat spoor dan ook verder! 17 ' Weest allen mijn navolgers, broeders, en ziet op hen, die evenzo wandelen, gelijk gij ons tot voorbeeld hebt. 18 Want velen wandelen (ik heb het u dikwijls van hen gezegd, maar nu zeg ik het ook wenende) als vijanden van het kruis van Christus. 19 Hun einde is het verderf, hun God is de buik, hun eer stellen zij in hun schande, zij zijn aardsgezind. 20 Want wij zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als verlosser verwachten, 21 die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt, naar de kracht, waarmede Hij ook alle dingen Zich kan onderwerpen.