De doop door onderdompeling in het nieuwe testament (deel 1)

Zendingsbevel

In Mattheus 28:19 wordt door de Here Jezus het zendingsbevel gegeven: ‘Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb’. Dit bevel bestaat uit vier opdrachten in de aangegeven volgorde: 1) gaat heen, 2) maakt discipelen, 3) doopt hen en 4) leert hen onderhouden. Deze opdrachten kunnen ze niet eerder uitvoeren dan nadat ze de Heilige Geest hebben ontvangen: ‘maar gij zult kracht ontvangen, wanneer de Heilige Geest over u komt, en gij zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria en tot het uiterste der aarde (Handelingen 1:8)’. Bovendien wordt hier ook de volgorde genoemd waar ze getuigen van Hem zullen zijn: het begint allemaal in Jeruzalem, daarna in geheel Judea, vervolgens in Samaria en tenslotte tot het uiterste der aarde. white

De voorwaarden waaronder er werd gedoopt

We gaan nu een aantal plaatsen langs om te zien onder welke voorwaarden de doop werd uitgevoerd. We beginnen in Jeruzalem. In Handelingen 2 waar we kunnen lezen over de uitstorting van de Heilige Geest neemt Petrus het woord en legt zijn toehoorders uit waarvan ze getuige waren geweest. Hij eindigt zijn betoog met de volgende zin: ‘Dus moet ook het ganse huis Israels zeker weten, dat God Hem en tot Here en tot Christus gemaakt heeft, deze Jezus, die gij gekruisigd hebt’ waarop zijn toehoorders antwoordden: ‘Toen zij dit hoorden, werden zij diep in hun hart getroffen, en zij zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat moeten wij doen, mannen broeders? Petrus antwoordde hun: ‘Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen’. In vers 41 kunnen we lezen wat de reactie van de toehoorders was: ‘Zij dan, die zijn woord aanvaardden, lieten zich dopen en op die dag werden ongeveer drieduizend zielen toegevoegd’. De doop volgde op het aanvaarden van hetgeen door Petrus werd getuigd. Zij geloofden zijn getuigenis over Jezus Christus en werden gedoopt.

In Handelingen 8 kunnen we lezen over de streken van Judea en Samaria. De Here Jezus had zijn discipelen de opdracht gegeven om niet alleen in Jeruzalem zijn getuige te zijn maar ook in geheel Judea en Samaria. Na de steniging van Stefanus vond er een zware vervolging plaats in Jeruzalem: ‘En er ontstond te dien dage een zware vervolging tegen de gemeente te Jeruzalem; en allen werden verstrooid over de streken van Judea en Samaria, met uitzondering van de apostelen’. Was dit een ingrijpen van de Here om te zorgen dat de discipelen niet alleen in Jeruzalem van Hem getuigden? In vers 4 van dit hoofdstuk lezen we: ‘Zij dan, die verstrooid werden, trokken het land door, het evangelie verkondigende. En Filippus daalde af naar de stad van Samaria en predikte hun de Christus’. Filippus komt daar een man, met name Simon, tegen. Deze was bezig met tovenarij en verbijsterde het volk van Samaria waardoor zij zich aan hem hielden. Toen zij echter geloof schonken aan Filippus, die het evangelie van het Koninkrijk Gods en van de naam van Jezus Christus predikte, lieten zij zich dopen, zowel mannen als vrouwen. En ook Simon zelf kwam tot geloof, en na gedoopt te zijn, bleef hij voortdurend bij Filippus, verbijsterd door die tekenen en grote krachten, die hij zag geschieden’. Ook hier zien we dat men zich liet dopen nadat ze tot geloof waren gekomen.

Vervolgens krijgt Filippus van een engel des Heren de opdracht om naar de weg te gaan die afdaalt van Jeruzalem naar Gaza. Daar ontmoet hij een kamerling uit Ethiopië die terugkwam van Jeruzalem waar hij geweest was om te aanbidden. De Geest sprak tot Filippus dat hij zich bij de wagen van de kamerling moest voegen. De kamerling las, in zijn wagen gezeten, uit de profeet Jesaja hoofdstuk 53:7. En Filippus opende zijn mond en uitgaande van dat Schriftwoord predikte hij hem Jezus. ‘En terwijl zij onderweg waren, kwamen zij bij een water, en de kamerling zeide: Zie, daar is water; wat is ertegen, dat ik gedoopt word? En hij zeide: Indien gij van ganser harte gelooft, is het geoorloofd. En hij antwoordde en zeide: Ik geloof, dat Jezus Christus de Zoon van God is (Hand.8:36,37)¹’. Op grond van dit getuigenis werd de kamerling door Filippus gedoopt.

In Handelingen 10 komen we Cornelius tegen, een hoofdman van de Italiaanse legerafdeling. Deze woonde in Caesarea. Cornelius was een godvruchtig man, een vereerder van God met zijn hele huis, gaf aalmoezen aan het volk en bad geregeld tot God. Petrus, die op dat moment in Joppe was, wordt door Gods hand in contact gebracht met deze rechtvaardige man. Hiervoor moest Petrus eerst overtuigd worden, doormiddel van het laken met de onreine dieren, dat het in opdracht van God was omdat hij zich anders niet bij een niet Jood mocht voegen. Petrus wordt vervolgens door Gods hand bij Cornelius gebracht waar hij getuigenis aflegt van zijn geloof. Vanaf vers 43 lezen we: ‘Van Hem getuigen alle profeten, dat een ieder, die in Hem gelooft, vergeving van zonden ontvangt door zijn naam. Terwijl Petrus deze woorden nog sprak, viel de Heilige Geest op allen, die het woord hoorden. En al de gelovigen uit de besnijdenis, die met Petrus waren medegekomen, stonden verbaasd, dat de gave van de Heilige Geest ook over de heidenen was uitgestort, want zij hoorden hen spreken in tongen en God grootmaken. Toen merkte Petrus op: Zou iemand het water kunnen weren, om dezen te dopen, die evenals wij de Heilige Geest hebben ontvangen? En hij beval hen te dopen in de naam van Jezus Christus’. Cornelius en de zijnen waren de eerste heidenen die tot geloof kwamen. Om de gelovigen uit de besnijdenis te overtuigen dat God ook de heidenen op het oog had, ging het hier ook vergezeld van de hoorbare kenmerken want zij hoorden hen spreken in tongen en God grootmaken. Ook hier werd er gedoopt nadat ze tot geloof waren gekomen. Nu we gezien hebben dat in Handelingen altijd gedoopt werd nadat de persoon in kwestie tot geloof in de Here Jezus was gekomen, is het goed om de betekenis van deze doop eens nader te bekijken. Daarover de volgende keer.

1. Vers 37 is niet-authentiek