In Numeri 17 lezen we de geschiedenis van de bloeiende staf van Aaron. Deze geschiedenis hangt nauw samen met het voorgaande hoofdstuk waar gesproken wordt over de opstand van Korach, Dathan en Abiram. Deze Levieten streefden naar het priesterschap (Num. 16:10). Dit had God echter voorbehouden aan de nakomelingen van Aaron. Nadat God Zelf had ingegrepen, door Korach, Dathan en Abiram en hun gezinnen te oordelen, blijkt echter dat het volk de volgende dag nog steeds mort (Num 16:41). God wil het hele volk oordelen, maar dankzij het middelaarswerk van Mozes en Aaron, blijft het oordeel beperkt (?) tot 14.700 mensen. Direct aansluitend volgt de geschiedenis van de bloeiende staf van Aaron. God wil door deze gebeurtenis duidelijk maken, dat Hij het is die bepaalt en verkiest wie priesters zullen zijn (Num. 17:5). Door de staf van Aaron te laten bloeien maakt Hij duidelijk, dat het O.T. priesterschap is voorbehouden aan Aaron en zijn zonen. God Zelf waakt over en zorgt voor het priesterschap.
De geschiedenis is bekend: men nam twaalf staven, op elke staf de naam van ''n stam m.u.v. de stam van Levi, want daarop werd de naam van Aaron geschreven, vervolgens werden deze staven in de tent der samenkomst voor het getuigenis, dus in het heilige der heiligen, v''r de ark gelegd.
De volgende dag haalde Mozes de staven uit het heilige der heiligen en toonde deze aan de Isra'lieten, zodat ze konden zien dat uitsluitend de staf van Aaron bloeide en vrucht had voortgebracht.
Het was duidelijk, dat de Here had bepaald, dat de nakomelingen van Aaron het priesterschap zouden bekleden. Het feit dat de staf amandelbloesem voortbracht wijst op Christus. De amandel bloeit in Isra'l als eerste van alle vruchtbomen, tegen het eind van januari of begin februari. Christus is de Eersteling die is opgestaan uit de doden, 1 Cor. 15:20. Het feit dat de staf van Aaron bloeide spreekt van het leven uit de dood. Uit een dor en droog stuk hout kan normaal gesproken geen bloesem en vrucht voortkomen. De derde overeenkomst met Christus is, dat God voor het nieuwe leven zorgde door de staf te laten bloeien. Christus is door God opgewekt (1 Petr. 1:21).
De staf van Aaron werd in de ark (Hebr. 9:4) gelegd en bewaard om te dienen als een teken voor de weerspannigen, voor hen die het priesterschap ten onrechte begeerden. Ook dit bevat een les voor ons. God Zelf maakte duidelijk wie het priesterschap mocht bekleden. In Zijn genade bepaalde Hij dat dit Aaron en zijn nakomelingen zouden zijn. Ook in het N.T. is het Gods genade alleen die bepaalt wie N.T. priesters zijn. Dat zijn alle gelovigen die tot de gemeente behoren. Zoals Hij toen vrucht liet voortkomen uit de dode staf van Aaron, zo kan Hij nu vrucht voortbrengen in en door Zijn kinderen. (Gal. 5:22) We kunnen proberen op andere manieren vrucht te dragen, dit zal nooit lukken, want dan zal blijken dat we dood zijn, zoals de andere 11 staven, alleen door te blijven in Hem kunnen we vrucht openbaren.
Opmerkelijk is dat het Hebreeuwse woord voor amandel 'shaqad' is. Dat woord heeft ook de betekenis van 'waken'. Als we met dit gegeven Jeremia 1:11 lezen dan begrijpen we dit vers beter: 'En het woord des HEREN kwam tot mij: Wat ziet gij, Jeremia? Toen zeide ik: Ik zie een amandeltwijg. Daarop zeide de HERE tot mij: Gij hebt goed gezien, want Ik waak over mijn woord om dat te doen'.
God waakt over Zijn woord, laat er bij ons een 'waken' worden gevonden, d.w.z. dat wij doen wat Zijn Woord ons zegt en laat zien, zoals eens bij het joodse volk.