Een christen kan arm worden door te sparen, maar rijk worden door te geven.
In vele gemeenten wordt op zondag gecollecteerd. Daar hebben we allemaal mee te maken. Geven is een Bijbels principe. In de tijd van Abram (Gen. 14:20) was het gebruikelijk om 10% van alle bezittingen te geven. In de wet van Mozes was het geven van (een deel van) de inkomsten geregeld. Toen het volk Israël na de uittocht uit Egypte door de woestijn trok was er sprake van een inzameling of met een ander woord een collecte. Exodus 35:29 “Alle mannen en vrouwen, wier hart hen drong om iets te brengen voor al het werk dat de Here door Mozes geboden had te maken. De Israëlieten brachten het als een vrijwillige gave voor de Here”. Deuteronomium 26:2 “dan zult gij van de eerstelingen van alle vruchten van de bodem, die gij zult inzamelen van het land, dat de Here, uw God, u geven zal, nemen, en in een mand doen en naar de plaats gaan, die de Here, uw God, verkiezen zal om daar zijn naam te doen wonen”. In 2 Koningen 12:9 lezen we over een kist, de voorloper van onze collectezak: “Toen nam de priester Jojada een kist, boorde een gat in het deksel en plaatste die naast het altaar, ter rechterzijde, wanneer men het huis des Heren binnenkomt; en daarin deden de priesters, de dorpelwachters, al het geld dat in het huis des Heren gebracht werd”.
In het n.t. lezen we dat de Here Jezus zegt “het is beter te geven dan te ontvangen”. Hij wijst op de weduwe, die haar hele inkomen gaf (Mark. 12:41 e.v.). Paulus doet in 1 Corinthiers 16:1 e.v. de oproep om regelmatig en naar vermogen (=draagkracht) te geven. De Filippenzen zonden een gift aan Paulus (Fill. 4:14). Zo zijn er nog tal van andere Schriftplaatsen te noemen waaruit blijkt dat zowel in het o.t. als het n.t. het geven van geld of goederen een normale zaak was. Zowel vrijwillig als het geven op grond van voorschriften in de wet.
In het o.t. was voorgeschreven dat men de eerstelingen van de vruchten aan de Heere moest geven. Dat was geen “sluitpost”, dus als er nog iets overbleef dan was dat voor de Heere. Nee, men hield er van tevoren rekening mee dat de Heere Zijn deel kreeg. In n.t. bewoordingen staat het er zo ” 1 Cor 16:1 “Wat nu de inzameling voor de heiligen betreft, doet ook gij, evenals ik het in de gemeenten van Galatie geregeld heb: elke eerste dag der week legge ieder uwer naar vermogen thuis iets weg, en hij spare dit op, opdat er niet eerst na mijn komst inzamelingen moeten gehouden worden”. Een advies Paulus niet met de bedoeling om achteraf te kijken of er misschien nog een restbedrag over is gebleven om te geven. Men gaf niet vanuit een verplichting, maar met een blijmoedig hart. Het was een liefdegave (1 Cor 16:3).
Het geven van geld is belangrijk, omdat mede daardoor het evangelie kan worden bekend gemaakt door (onze) zendelingen. Omdat we verbonden zijn aan een plaatselijke gemeente is het belangrijk om de financiële verantwoordelijkheid voor de gemeente samen te dragen. Elke gemeente kent een jaarlijkse begroting i.v.m. noodzakelijke kosten. Daarnaast, en dat is minstens zo belangrijk, zijn er zendelingen uitgegaan vanuit de gemeente. Het is logisch dat gemeenteleden de verantwoordelijkheid nemen voor de financiële ondersteuning van deze zendelingen. En dan in de eerste plaats voor onze eigen zendelingen met wie we heel direct betrokken zijn. Dat is een zegen op zich.
In Handelingen lezen we dat de christenen alles met elkaar deelden, omdat ze de Here Jezus hadden leren kennen, waardoor hun leven totaal veranderd was. Ná hun bekering, toen ze beseften hoeveel God in Christus aan hen geschonken had, waren ze bereid om aan anderen te geven.
Het geven van geld of tijd is voor veel christenen vaak een moeilijke aangelegenheid. We kunnen allerlei redenen bedenken waarom we niet zouden hoeven te geven. Van nature zijn we niet zo snel geneigd om onze portemonnee t.b.v een ander open te trekken. In het begin van dit jaar is een grote inzameling nav de zeebeving in Azië geweest. Er is toen ruim ␣ 150 miljoen opgehaald. Zo’n enorm bedrag was nooit eerder ingezameld. Men vond dit een geweldig bedrag, omgerekend is het echter slechts ca. Euro 10,- per Nederlander..... In Nederland hebben we in 2005 honderden euro’s per persoon uitgegeven aan onze vakantie(s). Dan heb ik het nog niet over andere uitgaven t.b.v. onszelf .....
Vanuit onszelf zijn we ik-gericht ingesteld. Hier ligt m.i. de oorzaak van het probleem dat over het algemeen weinig wordt gegeven, ook door christenen. Iemand heeft eens gezegd dat de portemonnee van een Nederlander het lastigste is om te “bekeren”. Christenen zijn mensen die zich bekeerd hebben. Alles is anders geworden, ze worden zelfs “geheel anders” als het goed is! Dat betekent dus dat ze ook in hun “geefgedrag” veranderd moeten worden. Ze kunnen zelfs blijmoedige gevers worden! Onvoorstelbaar wat God in een mensenhart kan veranderen. Als voorbeeld voor ons mogen de gelovigen in Macedonië dienen, ze gaven zich eerst aan de Heer en daarná aan de ander, zelfs vanuit hun diepe armoede deelden zij nog met anderen! (2 Cor. 8:4 e.v.)
De grootste verandering in ons “geefgedrag” komt naarmate we meer gaan begrijpen dat God Zelf een gevende God is die niet alleen alles gaf wat Hij had, maar vooral het Liefste wat Hij bezat. Meer kon Hij niet geven omdat het “het hoogste” was. En wij? Zijn wij bereid zoveel als in ons vermogen ligt te geven. Begin maar met 10% van uw maandelijks beschikbare bedrag en u zult de zegen van het geven ervan ervaren. Dat geldt jongeren en ouderen, voor zover u dit al niet doet. Waag het eens!
Dat we dit steeds meer en dieper zullen gaan beseffen, dát zal ons leven veranderen, (2 Cor. 8:5), ons denken (Rom. 12:2) en als gevolg daarvan ons doen en laten. Hij hield niets achter om ons te verlossen. In dat perspectief zullen we uit liefde tot Hem bereid zijn alles los te laten, onze portemonnee, vrije tijd etc. Dat onze bede mag worden: “Here wat wilt gij dat ik geven zal?”